Pavane records, 2011

Edith Saint-Mard zang
Bernard Mouton blokfluiten, kromhorn
Thomas Baeté viola da gamba, vedel, zang
Philippe Malfeyt vihuela, luit, ud
Emre Gültekin bağlamas, tanbûr, zang
Anne Niepold accordeon
Vincent Libert udu, daf, deff, darbouka, riqq, tambour 



Joods-Spaanse gezangen uit het oosten en het westen
Toen het katholieke koningspaar Ferdinand en Isabella in 1492 de joden uit Spanje verdreven, verspreidde een cultuur met tweeduizend jaar geschiedenis zich over het hele Middellandse-Zeebekken. Waar ze ook heen trokken, de joden namen hun culturele erfgoed met zich mee, en bleven het koesteren. Ze behielden ook hun Spaans-joodse taal. Gedurende meer dan vijf eeuwen kwamen nieuwe liederen het oorspronkelijke middeleeuwse corpus verrijken. Het traditionele repertoire ontwikkelde zich met onder meer ontleningen aan melodieën en stijlen uit naburige tradities. Geleidelijk werd deze orale traditie verrijkt door het contact met andere culturen. Op die manier ontwikkelde eenzelfde corpus zich in verschillende richtingen, tot twee onafhankelijke tradities. De oosterse omvatte de gemeenschappen die zich hadden gevestigd in het vroegere Ottomaanse rijk. Het andere, westerse, bestaande uit de groepen die naar de Maghreblanden en Europa waren verhuisd, behield een direct contact met Spanje. De Europese muzikale invloed op de westelijke Sefardische traditie werd in de negentiende eeuw versterkt door de kolonisatie van Noord-Afrika. Belangrijke verschillen zijn bijvoorbeeld de ontwikkeling van het modale toonsysteem in het oosten en die van het tonale in het westen, alsook de ontlening van melodieën en ornamenten.